Artikel uit Trends dd 29 augustus 2019
Bedrijventerreinen associëren we in België met traditionele, ietwat saaie ondernemingen. Je vindt een groot deel van onze economie in dat soort grijze stukjes beton aan de rand van steden en snelwegen. Maar tegenwoordig bestaat ook een nieuwe generatie hoogtechnologische tegenhangers, die vooral start-ups en hightechbedrijven samenbrengen. Hun doel? Lokale economieën nieuw leven inblazen, vaak nadat de oude economie er is weggetrokken.
“Er zijn heel veel woorden en begrippen in omloop”, lacht professor Koen Debackere van de KU Leuven. Hij is een expert in innovatie-economie en deed ook onderzoek naar hightechclusters. “Je hebt hubs, je hebt clusters, je hebt hotspots, je hebt incubatoren, je hebt campussen. Maar in essentie enten die zich allemaal op iets wat economen de jongste decennia al heel vaak vaststelden. Bedrijven in innovatieve sectoren hebben heel wat voordelen van in elkaars buurt te zitten en een beroep te kunnen doen op het talent en de ondersteuning die zo’n cluster aantrekt.”
Het is het koffiemachine-effect. Mensen moeten elkaar informeel kunnen ontmoeten om tot nieuwe ideeën en samenwerking te komen.
Innovatie is dus gebaat bij clusters van bedrijven die rond dezelfde thema’s werken, en die elkaar kunnen ondersteunen. Tegelijk trekken die clusters cruciale ondersteunende diensten aan, van durfkapitalisten en getalenteerde werknemers tot juristen. Een effect dat heel wat actoren zoals overheden, universiteiten of investeringsmaatschappijen willen creëren door innovatieve bedrijven samen te brengen in één gebouw of bedrijventerrein.
“Traditionele bedrijventerreinen zijn meestal veel heterogener”, vertelt Debackere. “Daar zitten vaak ondernemingen uit heel wat verschillende sectoren. Clusters werken daarentegen thematisch en met een sterke focus op innovatie. Ze ondersteunen bedrijven ook vaker.” Dankzij die thematische focus verschillen clusters ook van coworkingruimtes. Vaak zijn er daarnaast hoogtechnologische faciliteiten aanwezig, van cleanrooms – stofvrije ruimtes om contaminatie aan het productieproces te vermijden – tot laboratoria om specifieke bedrijven aan te trekken.
Zulke clusters zijn ondertussen ook een beste praktijk voor overheden overal ter wereld, vooral om hun lokale hightecheconomie op gang te trekken. Clusters zie je overal verschijnen na herstructureringen, van Limburg na Ford Genk tot Charleroi na Caterpillar. “Of het nu op stads- of regioniveau is”, vertelt Debackere. “Overal stel je die aandacht voor clusters vast. Het is een integraal onderdeel van zowat elk verhaal van economische groei en ontwikkeling. Innovatieve groeibedrijven hebben nu eenmaal de ondersteuning en magneetwerking nodig van een cluster, en daarom zet zowat iedereen erop in.”
…
Open Manufacturing Campus
Een andere cluster met een Philips-geschiedenis is de Open Manufacturing Campus (OMC). “We zitten op de site van Philips in Turnhout”, vertelt Marc Corthout, business development manager bij OMC. “Die is al een paar keer ingekrompen, maar er werken nog altijd honderden mensen in een hightechfabriek. Zeven jaar geleden besloten we de Open Manufacturing Campus op te richten. Zo konden we de kennis van Philips gebruiken in andere, groeiende bedrijven.”
OMC ontstond dus mede op initiatief van Philips, in tegenstelling tot Corda. Het focust op een heel specifieke niche, die in het Engels advanced manufacturing wordt genoemd, het gebruik van technologie om de productieprocessen in bedrijven te verbeteren. “We hebben bijvoorbeeld een 3D-printbedrijf dat direct lenzen print”, vertelt Corthout enthousiast. “Die kunnen zonder nabewerking in brillen geplaatst worden”. Het levert onder meer aan bedrijven die aan toegevoegde en virtuele realiteit werken. Met toegevoegde realiteit voeg je via je smartphone of ander toestel een digitaal laagje toe aan de werkelijkheid – denk aan toeristische info wanneer je je telefoon voor een bezienswaardigheid houdt. Virtuele realiteit gaat over werelden waarin je op een zintuiglijke manier wordt ondergedompeld met een speciale bril.
MARC CORTHOUT “Het is belangrijk om een zogenaamd ankerbedrijf te hebben, zoals Philips in Turnhout. © Dieter Telemans
De campus in Turnhout bestaat uit twee gebouwen, waar ongeveer twintig bedrijven zitten. Samen bieden ze meer dan 200 personen werk. De bedrijven profiteren van gespecialiseerde infrastructuur zoals stofvrije ruimtes en een gedeelde milieuvergunning voor de hele site. Volgens Corthout, die zelf dienst liep bij Philips, is de link met het Nederlandse bedrijf blijvend nuttig. “Er zijn studies over de verschillende campusconcepten”, vertelt hij. “Die tonen dat het belangrijk is een zogenaamd ankerbedrijf te hebben. Een groot bedrijf dat er al zat en de hele ontwikkeling in gang trekt. In Nederland heb je een aantal locaties die zo’n formule met veel succes toepassen, zoals de High Tech Campus Eindhoven.”
Een groot probleem is dat de banen die we creëren, meestal enkel toegankelijk zijn voor hoogopgeleiden” Thomas Dermine, catchplan
Van de verschillende bedrijven een gemeenschap smeden en ontmoetingen tussen de ondernemers stimuleren is een van Corthouts belangrijkste taken. “Tijdens onze eerste lunch ontstond een discussie tussen een laserbedrijf en een farmabedrijf”, vertelt Corthout. “De laserjongens konden met hun apparatuur heel precies de lektesten van medische apparatuur beter kalibreren. Dat zijn kleine dingen, maar het toont hoe samenwerkingen ontstaan. Dat is de kern van open innovatie. Het is niet te plannen, maar door samen te zitten creëer je nieuwe dingen.”
…